Theorie
Motorische achteruitgang
Mensen met dementie kunnen zich steeds minder goed redden in alledaagse situaties. Bijvoorbeeld bij het aan- en uitkleden. Niet alleen cognitieve maar ook motorische achteruitgang (achteruitgang in het bewegen) speelt daarbij een rol. Uit onderzoek blijkt onder andere dat mensen soms al vijf jaar voor de diagnose dementie minder goed kunnen lopen.
Minder goed lopen
Ook bij mensen met (Z)EV(M)B en dementie zijn er motorische veranderingen. Bij iemand die kan lopen, gaan de loopvaardigheden achteruit.
Voorbeelden:
- De afstand die de persoon zelf kan lopen wordt korter.
- De passen worden kleiner.
- De persoon zet de voeten verder uit elkaar of tilt de voeten niet meer op.
Minder goed evenwicht
Vaak wordt het evenwicht ook minder, waardoor bij mensen die kunnen lopen het risico op vallen toeneemt. Vaak wordt eerst gekeken of de persoon met een rollator meer in balans blijft. De achteruitgang gaat veelal door: de persoon kan steeds minder goed lopen en heeft uiteindelijk een rolstoel nodig.
Ook bij mensen die niet kunnen lopen, kan het evenwicht afnemen. Ze zakken dan bijvoorbeeld scheef in hun (rol)stoel.
Stijfheid, minder spierkracht
Een andere motorische verandering is dat iemand stijver wordt, waardoor hij of zij minder goed in en uit de (rol)stoel of het bed kan komen, meer moeite heeft om de arm in de mouw van een trui te steken en minder meebeweegt bij verzorgingsmomenten.
Ook de spierkracht kan afnemen, waardoor iemand in de stoel onderuitzakt, zijn of haar hoofd niet rechtop kan houden en moeite krijgt om een andere lig- of zithouding aan te nemen.
Deze veranderingen doen zich voor bij mensen met én zonder loopvaardigheden.
Minder goed kauwen en slikken
Een andere opvallende motorische verandering is dat de kauw- en slikfunctie minder wordt. Hierdoor verslikt iemand zich vaker bij het eten of drinken. Dit gebeurt meestal in een wat verder stadium van het dementieproces.
